Nieuwsbrief februari 2022

In dit nummer onder andere:

  • Doorbetaaldloonregeling beperkt gebruikelijk loon
  • Btw over vast en variabel deel van vergoeding
  • Fiscus publiceert handreiking voor keuze eindheffingsloon
  • Aanslag erfbelasting naar executeur of erfgenamen
  • Een goede rittenregistratie is beter dan twee tegenstrijdige
  • Hoge Raad verwerpt vermogensmix

De ondernemer en de dga

Startersaftrek ondanks langdurig opgeven als ondernemer
Stel dat iemand over minstens zes opeenvolgende jaren winst uit onderneming opgeeft in zijn aangifte IB/PVV. Maar alleen in het laatste jaar claimt hij de zelfstandigenaftrek inclusief de verhoging voor starters. Kan dat? Rechtbank Zeeland-West-Brabant meent van wel. Voor het recht op startersaftrek is niet van belang of de belastingplichtige heeft opgegeven dat hij ondernemer was. Relevant is of hij juridisch als fiscaal ondernemer kwalificeert. Door het ontbreken van een bron van inkomen kan het dus best zijn dat de belastingplichtige later ondernemer is geworden dan dat hij heeft opgegeven.

Let op!
In beginsel heeft een ondernemer recht op startersaftrek als hij in een of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer was. Daarnaast mag hij in die periode de zelfstandigenaftrek hooguit twee keer hebben toegepast.

Doorbetaaldloonregeling beperkt gebruikelijk loon
In een zaak voor Hof Amsterdam nam de inspecteur het volgende standpunt in met betrekking tot de gebruikelijkloonregeling. Als een dga een indirect aanmerkelijk belang (ab) houdt in de tussenhoudster- en dochtervennootschappen, moet men aansluiten op het loon van de meestverdienende gewone werknemer in het concern. Deze regel geldt volgens de fiscus zelfs als de doorbetaaldloonregeling ook van toepassing is. Maar het hof verwerpt dit standpunt. De doorbetaaldloonregeling staat de methode van de inspecteur dus wel in de weg. Het hof oordeelt bovendien dat een dga die naast bestuursactiviteiten ook advieswerkzaamheden verricht niet is te vergelijken met een gewone belastingadviseur of een accountant. Deze functies geven in beginsel niet de meest vergelijkbare dienstbetrekking weer.

Vennootschapsbelasting

Tegenbewijsregeling kan dividendbelasting voorkomen
Als gevolg van de emigratie van een dga kan een verplaatsing van de feitelijke leiding van een bv of een andere vennootschap plaatsvinden. Als die verplaatste bv een aanmerkelijk belang houdt in een Nederlands lichaam, kan de inspecteur het idee krijgen dat een en ander is opgezet om de belastingheffing bij de aandeelhouder te ontgaan. In zo’n situatie is de bv een buitenlandse belastingplichtige die een belastbaar bedrag geniet. De bv mag dan echter ook tegenbewijs leveren. Als zij aannemelijk kan maken dat de werkelijke leiding om niet-fiscale redenen is verplaatst, is er niets aan de hand. Rechtbank Den Haag meent dat geen sprake hoeft te zijn van fiscale redenen als de verplaatsing past bij een lang bestaande houdsterstructuur. Dividenden aan buitenlandse bv’s met een aanmerkelijk belang in Nederlandse vennootschappen vielen tot 2016 onder een dividendbelasting van 15%. Later is die regelgeving gewijzigd. Maar dat maakt volgens de rechtbank niet dat bij herstructureringen van vóór 2016 met terugwerkende kracht sprake is van een ontgaansmotief.

Holding is niet per definitie een belastingconstructie
Voormalig staatssecretaris van Financiën Hans Vijlbrief heeft onlangs verklaard dat het hanteren van houdsterconstructies door advieskantoren niet per se belastingontwijking is. Hij gaat er daarbij van uit dat een partner loon uit zijn bv ontvangt voor de werkzaamheden die hij verricht. Uit de gebruikelijkloonregeling volgt hoe hoog dat loon minimaal moet zijn. Partners van advieskantoren ondergaan voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling dezelfde behandeling als andere belastingplichtigen. Wel vindt Vijlbrief dat de fiscaliteit niet de doorslaggevende factor zou moeten zijn bij de keuze van een rechtsvorm of de vormgeving van de arbeidsrelatie. Hij sluit echter niet uit dat het verschil in belastingdruk wel degelijk de doorslaggevende factor kan zijn.

BTW

Bij twijfel moet afnemer btw-plicht leverancier bewijzen
In de praktijk kan het gebeuren dat de Belastingdienst niet over de gegevens beschikt om vast te stellen of de (werkelijke) leverancier in een transactie btw-plichtig is. Het Hof van Justitie EU bepaalt dat in zo’n situatie de afnemer moet bewijzen dat de leverancier belastingplichtig is. Als hem dat niet lukt, moet de fiscus hem de btw-aftrek weigeren. De fiscale autoriteiten hoeven daarbij niet te bewijzen dat de afnemer btw-fraude heeft gepleegd. Voor het Hof maakt het hierbij niet uit of de afnemer wel of niet wist/kon weten dat de afgenomen handelingen onderdeel uitmaakten van fraude.

Btw over vast en variabel deel van vergoeding
Een btw-ondernemer moet het bedrag aan af te dragen omzetbelasting berekenen over de vergoeding voor zijn belaste prestatie. Onder normale omstandigheden stelt hij het bedrag van de vergoeding op het factuurbedrag exclusief btw. Sommige ondernemers, bijvoorbeeld juridisch adviseurs, vragen van hun cliënten een vergoeding die uit twee delen bestaat. Het eerste deel is een vaste vergoeding. Na afloop van de procedure dient de cliënt een percentage van het behaalde resultaat als aanvullende vergoeding te betalen. Soms kan een cliënt zelfs kiezen tussen een lage vaste vergoeding en een hoge aanvullende vergoeding of een hoge vaste vergoeding en een lage aanvullende vergoeding. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de ondernemer in zo’n geval zowel over het vaste als het variabele deel btw moet afdragen.

Let op!
Luiden de gegevens voor de berekening van de vergoeding in een andere valuta dan de euro? Dan moet de ondernemer de wisselkoers vaststellen volgens de laatste koers op het tijdstip waarop hij de btw verschuldigd is. In plaats van deze wisselkoers mag hij de wisselkoers hanteren die de Europese Centrale Bank het laatst heeft bekend gemaakt.

EU geeft meer ruimte voor laag btw-tarief
De EU-ministers van Financiën zijn het na jaren onderhandelen eens geworden over uitbreiding van een richtlijn. Deze richtlijn staat voor zeven categorieën een verlaagd tarief toe. Dit tarief ligt tussen 0 en 5% en is bijvoorbeeld toe te passen op farmaceutische producten, medische uitrusting, levering van boeken en het uitlenen door bibliotheken. Een tariefsverlaging mag echter niet leiden tot verstoring van concurrentie. Het voordeel moet bovendien terechtkomen bij de consument. Verlaagde btw-tarieven op fossiele brandstoffen als olie, gas en steenkool zijn vanaf 1 januari 2030 niet langer toegestaan. Vanaf 1 januari 2032 geldt dat ook voor kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Het ministerie van Financiën heeft benadrukt dat het aan de nieuwe Nederlandse regering is om te besluiten of zij deze mogelijkheid wel of niet gaat benutten.

Familievermogensrecht

Aanslag erfbelasting naar executeur of erfgenamen
Als de erflater een executeur heeft aangewezen, moet men bij de aangifte erfbelasting aangeven of de fiscus de aanslagen naar de executeur moet verzenden of direct naar alle nabestaanden. Bij de keuze voor de optie executeur ontvangt de executeur een geleidebrief met alle aanslagen. Vervolgens zorgt hij voor het verspreiden van de aanslagen. De aanslagen zijn op naam van de verkrijgers. De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs duidelijk gemaakt dat men niet voor beide opties tegelijkertijd kan kiezen. Dit om aansluiting te houden bij de taken en verantwoordelijkheden van de executeur. Als de executeur is benoemd, is deze volgens de wet standaard bevoegd tot het beheer van de nalatenschap. Hij vertegenwoordigt in zijn doen en laten de erfgenamen. De erfgenamen mogen het beheer dan niet (meer) voeren. Op verzoek van de erfgenamen moet de executeur wel inlichtingen aan de erfgenamen verschaffen. Daarom vindt de staatssecretaris een aanpassing in de aangifteproducten op dit moment niet voorzien noch gewenst.

Loonheffingen en sociale verzekeringen

Verduidelijking van vrijstelling voor arbovoorzieningen
Op grond van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) moet de werkgever voorzieningen verstrekken ter bestrijding of het voorkomen van veiligheids- en gezondheidsrisico’s voor werknemers. Deze risico’s moeten verbonden zijn met de door de werknemer verrichte arbeid. Onder voorwaarden zijn verplichte arbovoorzieningen onbelast te verstrekken. De staatssecretaris van Financiën heeft onlangs benadrukt dat deze vrijstelling nooit is beoogd om ook niet-verplichte voorzieningen, zoals beeldschermbril of veiligheidsschoenen vrij te stellen. De arbovrijstelling geldt niet voor algemene gezondheidschecks, gezonde maaltijden, fietsen, sportieve activiteiten en dergelijke. Verder maakt de staatssecretaris duidelijk dat bij toepassing van de gerichte vrijstelling voor verplichte arbovoorzieningen geen ruimte is voor een eigen bijdrage van werknemers.

Alleen vast loon telt voor loonnorm 30%-regeling
Wil een werkgever voor een uit het buitenland overgekomen werknemer de 30%-regeling toepassen? Dan moet op het toetsmoment zijn voldaan aan de loonnorm. Dat betekent dat het vaste overeengekomen loon bij aanvang van de dienstbetrekking in Nederland hoog genoeg moet zijn (in beginsel € 39.467 in 2022). Rechtbank Gelderland oordeelt dat beslissend is of de werknemer met het aangaan van de arbeidsovereenkomst voldoet aan de loonnorm. Het aangaan van de (eerste) arbeidsovereenkomst vormt het toetsmoment. Het loon in deze arbeidsovereenkomst moet voldoen aan de norm. Omdat variabel loon te onzeker is, telt alleen vast loon mee. Ook een tweede arbeidsovereenkomst met een hoger vast salaris is irrelevant.

Let op!
Voor werknemers met een Nederlandse mastergraad in het wetenschappelijk onderwijs of een gelijkwaardige buitenlandse graad geldt een loonnorm van € 30.001 (bedrag 2022) als zij nog geen 30 jaar oud zijn.

Fiscus publiceert handreiking voor keuze eindheffingsloon
Hoewel sommige loonbestanddelen verplicht eindheffingsloon zijn of juist geen eindheffingsloon mogen zijn, kan de werkgever soms kiezen. De Belastingdienst heeft onlangs een handreiking uitgereikt over dit onderwerp. De werkgever moet de keuze tussen eindheffingsloon en werknemersloon uiterlijk maken op het moment van vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Hij hoeft zijn keuze niet te melden bij de inspecteur. Maar de keuze van de werkgever moet wel blijken uit bijvoorbeeld de administratie. Hierin moet de werkgever de vergoeding, verstrekking of terbeschikkingstelling opnemen als eindheffingsloon of als werknemersloon. De werkgever mag niet met terugwerkende kracht loon aanwijzen als eindheffingsloon. Heeft de werkgever het loon niet aangewezen als werknemersloon of eindheffingsloon? Dan gaat de fiscus ervan uit dat het loon werknemersloon is als het genoten is in een vorig kalenderjaar. Is het loon genoten in het lopende kalenderjaar en is voldaan aan de gebruikelijkheidstoets? Dan is het uitgangspunt dat het om eindheffingsloon gaat. Hetzelfde geldt voor zover een werkgever voldoet aan de voorwaarden en grensbedragen van de gerichte vrijstellingen. Als de werkgever per ongeluk een verkeerde keuze heeft gemaakt, mag hij deze wel aanpassen. Hij herstelt zo’n fout door de aangifte te corrigeren en de administratie aan te passen.

Auto

Een goede rittenregistratie is beter dan twee tegenstrijdige
Overlegt een werknemer twee rittenregistraties die elkaar tegenspreken? Dan zal de Belastingdienst eerder meer dan minder geneigd zijn de bijtelling toe te passen. En Rechtbank Gelderland vindt dat terecht. In een recente zaak voor deze rechtbank stond een dga met een auto van de zaak erop dat de rechter twee rittenregistraties als bewijs toeliet. De rittenregistraties spraken elkaar echter tegen. De dga stelde dat de eerste rittenregistratie uit primaire kladaantekeningen bestond terwijl de tweede registratie de echte was. Maar ook de tweede rittenregistratie was gebaseerd op kladaantekeningen. Daarnaast weken de aantekeningen in overlegde agenda’s eveneens op belangrijke punten af van de tweede rittenregistratie.

Tip!
Als een bv bij haar dga de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak moet toepassen, kan dit leiden tot een lagere correctie van het fictief loon voor de gebruikelijkloonregeling.

Toch dubbele bijtelling mogelijk na tragische overname
Vorig jaar behandelde Rechtbank Den Haag een zaak waarin een man zijn auto van de zaak omruilde voor die van zijn overleden vrouw en collega. Op grond van de wet moest de werkgever over zowel het loon van de man als de vrouw de bijtelling vanwege privégebruik van de overgenomen auto toepassen. De rechtbank vond dat deze situatie te hard uitpakte. Hof Den Haag oordeelt dat de Belastingdienst wel mag naheffen. Het hof vindt het aannemelijk dat de auto van de zaak van de man voor het overlijden van zijn echtgenote aan beiden ter beschikking stond. De helft van de bijtelling over deze periode is aan de man toe te rekenen. De bijtelling over de periode tussen de dood van de echtgenote en het overnemen van haar auto van de zaak is volledig aan de man toe te rekenen. Wel komt het hof daarmee op een lagere bijtelling dan de fiscus. Het hof constateert dat de staatssecretaris van Financiën deze schrijnende situatie had kunnen voorkomen door zorgvuldiger te beslissen op het beroep op de hardheidsclausule. Het hof geeft hem dan ook in overweging het beroep van de man op de hardheidsclausule opnieuw te beoordelen.

Toekomstvoorzieningen

Hoge Raad verwerpt vermogensmix
Sinds 2017 gelden binnen box 3 twee verschillende forfaitaire rendementen voor twee rendementsklassen. De verdeling van het box 3-vermogen over deze twee rendementsklassen, de zogeheten vermogensmix, is ook forfaitair. De Hoge Raad heeft eind 2021 geoordeeld dat de vermogensmix in strijd is met het recht op ongestoord genot van eigendom. Ook constateert de Hoge Raad dat de vermogensmix beleggers met hoge resultaten een fiscaal bevoorrechte behandeling geeft. Maar het stelsel bedeelt een relatief zware belastingschuld toe aan spaarders met lage rendementen. Voor dat grote verschil ontbreekt een rechtvaardigingsgrond. Daarom oordeelt de Hoge Raad dat de belastingrechter rechtsherstel moet bieden. Dit rechtsherstel moet plaatsvinden door het werkelijke rendement in de heffing te betrekken.

Tip!
De fiscus zal alle ruim 200.000 bezwaarschriften die bij deze massaal bezwaarprocedures horen, gegrond verklaren. Het is nu nog niet duidelijk welke mensen geld terugkrijgen, hoeveel en wanneer precies. Doel is hierover te beslissen bij de Voorjaarsbesluitvorming die rond begin mei plaatsvindt.

Alle maanden RVU van werkgever tellen mee voor vrijstelling
In geval van een regeling voor vervroegde uittreding (RVU) is de werkgever in beginsel een pseudo-eindheffing verschuldigd over de uitkeringen uit die RVU (RVU-heffing). Onder voorwaarden kan tijdelijk een (drempel)vrijstelling gelden. De omvang van deze vrijstelling is afhankelijk van het aantal maanden tussen de (eerste) uitkering uit de RVU en het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. In hoeverre de periode van verlof meetelt voor de berekening van de omvang van de RVU-drempelvrijstelling, hangt af van de vormgeving van het verlof. Stel bijvoorbeeld dat het maandelijkse verlof voor 2/3 bestaat uit eigen verloftegoed van de werknemer. De werkgever verstrekt de overige 1/3 aan maandelijks verlof in het kader van de RVU-regeling ter overbrugging tot de AOW-leeftijd. In dat geval tellen alle maanden waarin de werkgever (gedeeltelijk) RVU-verlof verstrekt, mee voor de berekening van de omvang van de RVU-drempelvrijstelling. Hierbij mag men afronden op hele maanden.

Eigen woning

Aanpassing aftrektarief hypotheekrente verlaagt middeling
Sinds 1 januari 2014 wordt de belasting over het box 1-inkomen verhoogd als de belastingplichtige zijn negatief inkomen uit eigen woning aftrekt tegen het toptarief. Later is deze uitgebreid met andere aftrekposten. Door deze maatregel trekt de belastingplichtige zijn aftrekposten af tegen een lager effectief toptarief. Berekent hij zijn middelingsteruggaaf? Dan dient hij hij de tariefsaanpassing van zijn aftrekposten buiten beschouwing laten. Nu kan soms de middelingsteruggaaf hoger zijn als men de tariefsaanpassing wel zou meenemen. Maar de wet bepaalt nu eenmaal anders, zo heeft Rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigd.

Schenking woning belast door gebrek zorgplicht
In een zaak voor Hof Amsterdam had een vrouw in 2018 een bedrag van € 100.800 aan haar zoon geschonken. De zoon gebruikte de schenking ten behoeve van zijn eigen woning en wilde daarom de speciale verhoogde vrijstelling toepassen. Het probleem was dat hij al ouder was dan veertig jaar. Zijn partner was op dat moment echter jonger dan veertig. Maar de fiscus betwistte dat deze persoon kwalificeerde als partner voor de Successiewet. Hof Amsterdam heeft het standpunt van de Belastingdienst gevolgd. De man en zijn partner hebben weliswaar bij notariële akte een samenlevingsovereenkomst gesloten. Daarin reppen zij ook over een wederzijdse zorgverplichting. Maar zij hebben ook nadrukkelijk verklaard in de notariële akte geen regeling te willen treffen over de invulling van de zorgverplichting. Zij wilden dat onderling en buiten de akte en de notaris regelen. Maar dat heeft als gevolg dat de verhoogde vrijstelling van schenkbelasting buiten toepassing blijft.

Administratieve verplichtingen

Correctie kan in stand blijven na discriminerend onderzoek
De Hoge Raad heeft in een recent arrest enige algemene uitgangspunten over de controlemogelijkheden van de fiscus geformuleerd. Constateert de inspecteur bijvoorbeeld in een aangifte over een bepaald jaar dat ten onrechte aftrekposten zijn opgevoerd? Dan mag hij ook onderzoek doen naar aangiften van eerdere en latere jaren. Dit is zelfs toegestaan als gegevens zijn opgeslagen in een bestand en deze gegevensverwerking onrechtmatig is. Dit leidt dus niet tot een verlaging van de aanslag of een het toekennen van een schadevergoeding door de belastingrechter.

Let op!
Uitsluitend als de controle van de aangifte voortvloeit uit een risicoselectie op basis van afkomst, geaardheid of geloofsovertuiging, kan het gebruik van hetgeen bij die controle aan het licht is gekomen ontoelaatbaar worden geacht. De Belastingdienst mag de aangifte op die punten dan niet corrigeren.

Tegemoetkoming stopt recht op immateriële schadevergoeding
Zo lang een bezwaar- en beroepsprocedure duurt, verkeert de belastingplichtige in spanning over de uitkomst. Daarom heeft hij recht op een vergoeding van de immateriële schade als de procedure onredelijk lang duurt. Het komt voor dat de Belastingdienst tegemoetkomt aan het bezwaar, maar de belastingplichtige later nog een beroepschrift indient vanwege een nieuw opgekomen standpunt. Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat in zo’n geval de spanning verdwijnt op het moment waarop de fiscus tegemoetkomt aan het bezwaarschrift. Over de periode die daarna volgt, heeft de belastingplichtige in beginsel geen recht meer op een immateriële schadevergoeding.

Tip!
Als de inspecteur onredelijk lang talmt met het nemen van een beslissing, kan de belanghebbende hem een last onder dwangsom laten opleggen.

Aanvullende regeling voor uitstel van belastingbetaling
Het recentste Besluit noodmaatregelen coronacrisis bevat een aanvullende regeling voor uitstel van betaling van belastingen. Deze geldt voor ondernemers die het bijzonder uitstel al eerder hebben benut. Maar ondernemers die voor het eerst verzoeken om uitstel van betaling, kunnen de regeling ook toepassen. Het gaat om belastingschulden die uiterlijk op 31 januari 2022 betaald hadden moeten zijn. De coronacrisis moet de oorzaak van de betalingsproblemen zijn geweest. Na afloop van het verleende uitstel komt de ondernemer in aanmerking voor een betalingsregeling. Die regeling houdt in dat de fiscus tot 1 oktober 2027 uitstel van betaling verleent voor belastingen van ondernemers die uiterlijk 30 september 2021 betaald hadden moeten zijn. De ontvanger van de belastingen moet daarvoor wel expliciet hebben toegezegd geen invorderingsmaatregelen te treffen.